Beeldenpark de Havixhorst

Arie Teeuwisse

(Amsterdam, 1919 – Uffelte, 1993)

Teeuwisse volgde een opleiding aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam (1936-1940), waar hij les kreeg van Jaap Kaas, een begenadigd dierbeeldhouwer, die zijn leerlingen liet tekenen in Artis.  Samen met zijn oud-klasgenoot Jan Meefout werd Teeuwisse in 1941 toegelaten aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, waar in de beeldhouwklas van Jan Bronner ook Cor Hund zat. In 1944 onderbrak Teeuwisse zijn studie omdat hij moest onderduiken. Hij kreeg onderdak in een dierenverblijf in Artis. Na de oorlog keerde hij terug naar de academie (1945-1947). Betrok in 1949 een atelier aan de 3e Wittenburgerdwarsstraat en werd in 1954 lid van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, waar hij zijn latere vrienden Pieter d’Hont, Mari Andriessen, Han Wezelaar, Piet Esser, Paul Grégoire en Bertus Sondaar leerde kennen.

Eind jaren veertig begon Teeuwisse met illustratiewerk en striptekenen om inkomsten te verwerven. Hij werkte figuratief en veel opdrachten gingen toen naar beeldhouwers die ‘moderner’ werkten. Toch kreeg hij in de loop van de jaren regelmatig opdrachten voor decoraties aan gebouwen en losstaande beelden, zowel van figuren als van dieren. Enkele daarvan staan in Artis, de dierentuin waar hij vanaf zijn studietijd vaak naartoe ging om dieren te bestuderen. Daar staan niet alleen dierbeelden, maar ook portretten ten voeten uit van een van de directeuren en van een dierenoppasser.   

Daarnaast was Teeuwisse bijna twintig jaar docent beeldhouwen aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam (1963-1982). Daar ging hij soms met zijn studenten naar Diergaarde Blijdorp. Zijn leerlinge Hetty Heyster werd later ook dierbeeldhouwer.

Vanaf 1969 verbleef hij regelmatig in Uffelte (Drenthe) waar hij een tweede atelier had.

Op verschillende plaatsen in Drenthe staan beelden van Teeuwisse: in Diever Titania en Spoel, personages uit Midzomernachtsdroom van Shakespeare, en in Hoogeveen Turfschipper en vier figuren uit de Commedia dell’Arte in de binnentuin van Cultureel Centrum De Tamboer.

Turfschipper (1982)

Brons, 80 x 35 x 27 cm

Dit is een voorstudie voor het beeld dat Teeuwisse maakte in opdracht van de gemeente Hoogeveen, als sociaalhistorisch monument voor de turfschippers in deze plaats. De turfschipper draagt over zijn schouder een werpanker waarmee hij zijn schip kon afmeren. Het bronzen beeld in Hoogeveen is bijna drie meter hoog en straalt eenzelfde onverzettelijkheid uit als De Dokwerker van Mari Andriessen. Op de sokkel is een tekst te lezen die vaak op binnenschepen te vinden was: “Het varen was mijn ambt, op het water moest ik bouwen, wij konden volk en schip aan God den Heer vertrouwen”. “Een beeld moet een verhaal hebben”, was een motto van Teeuwisse; ook hierin toonde hij zich verwant met Andriessen.