Beeldenpark de Havixhorst

Hildo Krop

(Steenwijk 1884 – Amsterdam 1970)

Krop was voorbestemd de banketbakkerszaak van zijn ouders over te nemen en daarop was zijn opleiding aanvankelijk gericht. De boetseerlessen die hij ’s avonds volgde aan de Ambachtsschool in Leiden, waar hij in de leer was bij een bakker, waren bedoeld om beter marsepeinfiguren te kunnen vormen. Nadat hij zich in Brussel, Parijs en Milaan verder had bekwaamd, werkte hij in 1906 als kok op een landgoed in Engeland, in een zeer cultureel en politiek bewust milieu. Op aanraden van een van de gasten, de schilder/lithograaf Gerald Spencer Pryse, volgde Krop een zomercursus aan de Heatherley School of Fine Art in Londen. Dit werd bepalend voor een koerswijziging in zijn loopbaan en terug in Nederland besloot hij een opleiding tot kunstschilder gaan volgen. In 1907 vertrok hij naar Parijs, naar de Académie Julien. Naast schilderijen en tekeningen maakte hij kleine beeldjes die goed werden ontvangen. Daarom besloot hij in 1908 naar de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam te gaan, waar hij als klasgenoot van Jan Bronner les kreeg van Bart van Hove. Via een kennis ontmoette Krop John Rädecker, die hem leerde hakken in steen, wat niet op het lesprogramma van de academie stond.  In 1911 rondde hij de academie af en won de tweede prijs in de Prix de Rome. Hierna reisde hij via Berlijn en Rome wederom naar Parijs. Hij raakte geïnspireerd door de Franse beeldhouwers van de groep ‘En taille directe’ die zelf hun sculpturen hakten. Een van hen was Ossip Zadkine, met wie Krop bevriend raakte.

Twee jaar na zijn terugkeer in Amsterdam (1912) werd Krop assistent van beeldhouwer Hendrik van den Eijnde, die leidinggaf aan de werkplaats waar sculptuur werd uitgevoerd voor het Scheepvaarthuis in Amsterdam .Krop leerde hier een nieuwe, symbolische beeldtaal toepassen, een beeldtaal die voor iedereen begrijpelijk moest zijn: het ideaal van ‘gemeenschapskunst’.

In 1916 volgde zijn aanstelling bij de Dienst der Publieke Werken in Amsterdam en werd Krop verantwoordelijk voor veel beeldhouwwerk in de openbare ruimte: onder meer aan gebouwen en bruggen. In 1956 werd hij officieel tot ‘stadsbeeldhouwer’ van Amsterdam benoemd. Ook buiten Amsterdam zijn beelden van hem te vinden, onder meer een oorlogsmonument in zijn geboorteplaats. Krop was niet alleen als schilder en beeldhouwer werkzaam, maar ook als meubelmaker en keramist. Zo maakte hij een zestigtal ontwerpen voor de NV Eerste Steenwijker Kunst Aardewerk Fabriek (ESKAF). Een van de oprichters was in 1919 zijn vader geweest.

De grote verdienste van Krop was dat hij beeldhouwwerk in de architectuur wist te integreren, zonder dat het daaraan ondergeschikt raakte. Symbolisme en socialisme zijn kernwoorden in zijn kunst. Een beeldhouwwerk was in de ogen van Krop meer dan een bewerkt stuk steen of brons, het was in zijn ogen een symbool, een vorm die gevoelens en verlangens vertolkt die bij mensen leven.

 Krop stierf ‘in het harnas’ in zijn atelier. Hij liet een zeer omvangrijk oeuvre na. Veel werk van Krop is te zien in het Hildo Krop Museum, dat sinds 2007 gehuisvest is in villa Rams Woerthe te Steenwijk.

 

 

Lopend paar (1928)

Muschelkalksteen, 82 x 45 x 40 cm

Dit beeld stond oorspronkelijk in de tuin van Krops buitenhuisje in Schoorl. Het stelt een wat nors kijkend (echt)paar voor dat wel liefdevol elkaars hand vasthoudt. Het zijn opvallend grote handen met zeggingskracht, die een sterk arbeidsethos uitstralen. Daarnaast geeft het gebaar de verbondenheid tussen man en vrouw weer, een karakteristiek thema in het werk van Krop. Dit kan niet los worden gezien van zijn credo dat kunst en gemeenschap onlosmakelijk met elkaar samenhangen. En de kleinste eenheid van een gemeenschap bestaat uit twee mensen, een man en een vrouw. Het beeld lijkt geïnspireerd op een beeldje van Krop van geglazuurde chamotteklei van een lopend paar, dat werd getoond in het Hollands paviljoen op de wereldtentoonstelling van 1925 in Parijs.