Beeldenpark de Havixhorst

Natasja Bennink

(Groningen, 1974)

Bennink studeerde aan Academie Minerva in Groningen (1993-1999). Dankzij een Erasmusbeurs kon ze in 1996-1997 aan de Academy of Fine Arts in Athene werken. Ze woont en werkt in het voormalige gemeentehuis van Ezinge in Groningen, met haar man de schilder Onno Broeksma. Naast haar werk als beeldhouwer, is ze tevens als docente verbonden aan de Wackers Academie in Amsterdam.
In haar werk, dat voornamelijk bestaat uit portretten en monumentale bronzen beelden, staat de mens centraal. Haar beelden overstijgen de figuratie omdat zij, zoals ze zelf zegt, “het menselijk lichaam gebruikt als drager van betekenis, van een achterliggend concept”. Ze ziet het als haar taak als kunstenaar om soms thema’s te kiezen die prikkelen. Zo dwingt ze de beschouwer met andere ogen te kijken. Een thema als verbondenheid, de mens met zijn tijd, de vrouw met haar lijf en geliefden door hun kus, vormt vaak de rode draad. Typerend voor de stijl van Bennink is dat ze door te reduceren en weg te laten waar anderen juist gedetailleerd zouden werken, de beschouwer de gelegenheid biedt zijn verbeelding in te zetten. Uitgaand vanuit een geraamte opgebouwd uit ijzer en kleine houtjes boetseert ze de klei vast en tot vorm. Het weglaten van klei zorgt bij het gieten voor diepe groeven, wat haar handelsmerk is. Hierdoor krijgt het oppervlak een ruwe, expressieve toets. Haar werk is opgenomen in diverse museale collecties in Nederland, zoals die van het Drents Museum in Assen, Beeldengalerij Het Depot in Wageningen, Beeldenpark De Havixhorst en Museum De Buitenplaats in Eelde.

Mama (2001)

Brons 167 x 48 x 31 cm

Met dit beeld brengt Natasja Bennink een ode aan haar moeder en aan alle moeders. Ze heeft haar naakt afgebeeld, omdat “je kleding alleen toevoegt, als die iets vertelt”. Bennink maakte dit beeld toen ze net was afgestudeerd aan de kunstacademie. Het betekende het begin van haar carrière. “Ze heeft wekenlang model voor me gestaan. Dat heeft onze band verstevigd.’’

In Mama is al iets te herkennen dat in haar latere werk terugkomt, namelijk de zogenoemde ‘female gaze’, de vrouw gezien door de ogen van een vrouw. Het beeld kan tevens worden beschouwd als een voorbode voor haar Venusbeelden, waarvan de Venus van Kloosterveen in Assen een voorbeeld is. De afgebeelde vrouwen zijn nooit ‘alleen maar mooi’. Ze zijn stoer, zelfbewust, sensueel of eerlijk en kwetsbaar. Dat laatste is ook duidelijk in Mama. De beschouwer kan dit als herkenbaar ervaren of als provocerend en confronterend. Het universele wordt voelbaar terwijl tegelijk het individuele zichtbaar blijft. Een gelaagdheid die kenmerkend is voor de beelden van Bennink.